Het schooljaar is weer begonnen. Casper heeft voor de vakantie een taak meegekregen, hij moet de basisgrammatica van Engels nog eens doornemen. Na de vakantie krijgt hij daarvan een overhoring.
De laatste twee vakantieweken is hij op maandagmiddag naar mij toegekomen. We hebben nog een restje te gaan en we spreken af voor de eerste maandag, ook de eerste schooldag.
Om tien uur meldt hij op mijn antwoordapparaat dat hij niet komt. Hij legt uit dat hij geen zin heeft en trekt alvast de conclusie dat het werken dan weinig succesvol kan zijn.
Met moeite houd ik de opmerking : “dan maak je maar zin” binnen. Ik haatte dat cliche vroeger. Hoe doe je dat eigenlijk, zin maken ?
Ik zeg dat ik desondanks op hem reken en dat ik hem op de afgesproken tijd verwacht.
Tot mijn vreugde is hij er zonder rancune. Als we klaar zijn, zeg ik dat ik blij ben dat hij gekomen is.
Maar daar trapt hij niet in. “Nu hoop je zeker dat ik ook blij ben, nou jammer dan, maar dat is niet zo!”
zin en succes
door
Tags: