’s Morgens haal ik Storm van huis om samen een dag door te brengen. Het begint niet best. Zijn mondhoeken hangen en hij loopt met sloffende tred. We staan bij de buitendeur.
Ik vraag hem om een postzegel voor mij te pakken uit een doosje , dat in de huiskamer staat.
Hij komt met de volle doos terug. Dan mietert hij de doos in zijn kamer. Als ik hem vraag die weer even naar boven te brengen, lanceert hij zijn eerste dooddoener “Ik doe de dingen op mijn manier.”
” Maar alleen als je anderen daarmee niet in de problemen brengt, meneer!”
De bedoeling is dat ik hem wijs hoe hij op eigen gelegenheid naar mijn huis kan komen. Als hij de eerste aanwijzing niet begrijpt, schiet hij in de stress. “Dat is heel onduidelijk, zo snap ik het nooit.”
Ik sla mijn arm om zijn schouder, die hij kregel afschudt. Bij de dienstregeling van de bus wil ik hem laten ontdekken hoe laat de bus gaat en hoeveel minuten we dus nog moeten wachten. Hij is immers dol op cijferen. Geen succes.
En dan komt ook nog die tegensrijdige boodschap voor de strippenkaart, twee zones, maar 3 strippen. Hij kijkt me wanhopig aan, alsof ik persoonlijk de wereld ingewikkeld heb gemaakt.
De overstap op dezelfde halte van bus naar tram bevalt hem wel, dat is tenminste overzichtelijk en voorspelbaar.
We zoeken een plaatsje op het terras aan het water van de Prinsengracht en hij ontdooit.
“Van water word ik altijd zo rustig, jij ook, Oma? ” We kijiken naar de voorbijvarende bootjes en smachtend zegt hij:”Dat zou ik nou graag willen, met zo’n bootje varen, dan word ik helemaal stil van binnen. En het allerleukst vind ik denk ik wel, varen en eten op een boot”
Gel;ukkig staat de pannenkoekenboot op het programma, een vaartocht en onbeperkt pannenkoeken eten.
Als ik hem dat in het vooruitzicht stel, straalt hij.
We laten de beroepen waarbij je kunt varen de revue passeren.
Op weg naar de NDSM pont moeten we door het Centraal station. Hij laat me delen in zijn zieleroerselen. “Dit vind ik echt erg, die drukte. Al die mensen om me heen. Het doet me echt denken aan de vliegvelden als ik met mijn ouders met vakantie ga en dan moet ik alsmaar zorgen ze niet kwijt te raken”. Dus lopen we hand in hand.
Op de pont geniet hij, gaat bij de laadklep staan en prijs de rust die van het water uitgaat. Jammer genoeg spoelt een hoge boeggolf over hem heen en zelfs dat ondergaat hij laconiek. “De zon droogt me echt wel op.”
Dan loopt daar een blij, mooi kind. Op zulke momenten moet ik me inhouden hem niet op te vreten.
Op het terras van “De Kantine” ontdekkken we allerlei oude schepen aan de pier. We bezichtigen een mijnenveger. Stramme vrijwillgers, oud mariniers, leggen hem uit hoe dat vegen in zijn werk ging.
Dan belanden we op de Pollux, het oude opleidingschip van de koopvaardij. Opnieuw een versnapering. “Weet je Oma, ik moet altijd bewegen als we in een restaurant zitten, maar hier beweegt het schip me, dus kan ik rustig zitten. Dan houdt hij zich bezig met de inspectie van de katrollen en touwen. Zelfs mijn weigering om hem toestemming te geven in het want te klimmen, aanvaardt hij opgewekt.
Tot slot een rondvaart met de pannenkoekenboot. Galant haalt hij de spullen voor me van het benedendek en houdt niet op het kabbelende water te prijzen.
Als toetje passeert op de terugweg, de brandblusboot en geeft een demonstratie.
Ik vond het een heerlijke dag gehad en Storm beaamt dat.