Gisteren haalde ik voor het laatst Casper van de school in West. Na de vakantie gaat hij immers naar de BMS, de school waar ook Storm en Sarah zitten.
Na mijn spreekbeurt op school over Anne Frank herkennen de kinderen mij en: “Oma Smook is er”, galmt over het schoolplein.
Onderweg naar de metro start Casper één van zijn verhalen, weer een uitdijer.
“Harold, de directeur was bezig met de rapporten en toen is zijn computer omgevallen”. “Bedoel je misschien uitgevallen”, vraag ik.
Maar Casper kan niet terug. “Eerst uitgevallen en toen gaf hij hem een klap en daarna viel hij om en vloog in de brand”. Ik toon me onthutst. Dat bevalt hem. “En meteen zijn hele kantoor in de fik, de brandweer erbij.”
Ik schiet in de lach en veronderstel dat hij later vast verhalenverzinner gaat worden, omdat hij dat echt goed kan.
Verontwaardigd corrigeert hij me: “Nee ik ga bij de onderzoekspolitie of ik word bouwvakker of professor.” We hebben onze aandacht nodig voor het oversteken en weer op het trottoir beland, trekt hij aan mijn arm en zegt:
” Ik vergiste me, de volgorde moet anders: “Eerst politie, dan professor in de techniek en dan pas bouwvakker.”
En dan zeg ik wat alle oudere mensen zeggen: “Dan moet je heel veel leren” Stralend beaamt hij dat: “Weet je mijn broer en zusje hebben een hekel aan leren, maar ik vind het het leukste wat er is. Toen ik ziek was, wilde ik eigenlijk naar school!”