Casper zit in groep 8, het laatste lesjaar op de basisschool; op zoek naar een passende school voor voortgezet onderwijs. Gebruikelijk is dat kinderen in groep 8 de Citotoets maken, de uitslag geeft een indicatie voor het type vervolgonderwijs. Voor Casper is deze toetsmethode niet geschikt, hij gaat naar Leerweg Ondersteund Onderwijs, die richten zich naar andere testen.
Maar Casper wil de Citotoets maken: “Uit respect voor de andere leerlingen.” Ik wil weten waarom het respectloos is. ” Dat kan ik je niet uitleggen, volwassenen begrijpen echt niks van de kinderwereld.”
Hij heeft een capaciteitenonderzoek ondergaan en daaruit blijkt dat hij weliswaar een leerachterstand heeft, maar een normale intelligentie. Wil hij in aanmerking komen voor een rugzakje (een geldbedrag dat de school krijgt als ze hem extra hulp bieden) dan moet hij nog een vragenlijst sociaal-emotioneel functioneren invullen.
Als hij vrijdag bij me komt heeft hij dat gedaan. Hij brengt verslag uit aan Jan: ” Heel, heel veel vragen. Zelfs een vraag of je er wel eens aan gedacht hebt om zelfmoord te plegen. Trouwens die vragen waren wel heel erg privé, niet leuk hoor.”
In tegenstelling tot de vorige lessen is hij heel beweeglijk en praat aan één stuk. Als ik daar wat van zeg, grijnst hij : “Mijn medicijnen niet ingenomen vanmorgen en dus lekker hyper “
Wel is hij zorgzaam. Hij belde op dat hij iets later kwam, de tram had vertraging en ’s morgens verontschuldigt hij zich voor een speekselvlek op het laken.”Dat komt door mijn beugel, sorry hoor.”