Op dinsdag werk ik met Casper en Storm op school. Deze keer heb ik speculaasjes gekocht en ik bied Casper er één aan op het moment dat hij een goed antwoord geeft. “Nee, dat wil ik niet.” Waarom niet, houd je niet van speculaas?’ “Juist wel, maar ik vind het niet eerlijk tegenover de andere kinderen in mijn klas.” “En als ik je straks na schooltijd dan tracteer, dan krijgen de anderen toch ook niets?” “Toch is dat anders!”
Daarna Storm. Ook hem offreer ik een koekje. “En straks als ik alles af heb, heb ik recht op nog één toch?”
verschil
door
Tags: