Om met Storm een keertje extra te oefenen, haal ik hem donderdag uit school. Dat kan deze keer, want Jan en Casper hebben sportdag en komen niet.
Hij wil van te voren – liefst van minuut tot minuut – weten hoe de rest van de dag zal verlopen: hoe lang de metro erover doet, hoe laat we dan thuis zijn, hoeveel seconden we gaan lezen en wanneer zijn vader hem precies komt halen. Met schattingen van mij neemt hij tandenknarsend genoegen.
Maar eenmaal in de metro hebben we het heel plezierig. We stappen uit op het Leidseplein om daar met de tram verder te gaan.
Zachtjes trekt Storm aan mijn arm: “Ik weet wat ik ga kiezen als ik honderd punten voor mijn lezen heb verdiend, maar die heb ik nog lang niet.”
Benieuwd informeer ik waar hij naar snakt. “Ik wil een keer in zo’n fietstaxi.”
Omdat het mij ook leuk lijkt en ik zo blij ben met zijn medewerking, verlies ik alle eerlijkheid uit het oog en stem toe.
Zo laten we ons naar huis rijden en om de fietser te testen, kies ik de route over de hoge bruggen. Gelukkig vinden hij (en Storm) het spannend.