Het is dinsdag, mijn dag in Buitenveldert. Langzamerhand weet ik de weg in het doolhof van de school en tik op de deur van Storms klaslokaal. Muisstil is iedereen aan het werk.
Storm neemt zijn map van Wopke mee en daarna lezen we een boekje.
Dan doorbreken we een barriere, Storm leest een zin van 10 woorden foutloos en triomfantelijk steekt hij tien vingers in de lucht.
Graag wil ik wat vaker met Storm oefenen, hij gaat maar langzaam voouit. Daarom heeft Chaja hem al voorgesteld een klasgenoot mee naar huis te nemen om samen met mij te werken. Storm vindt het niks. Ik dring aan en probeer hem deze constructie te verkopen.
Geirriteerd en boos gromt hij:”Ik wil het niet.” Van deze toon ben ik niet gediend en zeg: “Praat ik wel eens zo tegen jou?’ Hij ontkent. “Waarom doe je het dan tegen mij?” ” Nou, omdat ik een ander bestaan heb!”
Om drie uur sta ik voor Sarah’s schooldeur en zij huppelt naar me toe. ” Van mamma mag ik niet meer huilen. Dat lijkt me een goed voornemen. Ze licht nog even toe dat ze geen baby meer is.
Het is stralend weer en we gaan een ijsje eten. Storm stelt voor op het stoeprandje te gaan zitten, want de bankjes staan in de zon en dan smelt zijn versnapering te snel. Sarah gaat gezellig naast hem zitten