Casper had me uitgenodigd voor zijn judo- examen, er viel een gele band te halen. Hele families van de judoka’s waren meegekomen: vaders. moeders, kleine zusjes en broers.
Veel ritueel: buigen, groeten. Telkens valt me weer op dat kinderen zich in zo’n situatie gedisciplineerd gedragen. Ze staan, zitten, vallen en rollen op bevel, maar gaan ook in een lange rij langs de muur wachten tot ze aan de beurt zijn. Maar één keer gaat het mis. Ze krijgen de opdracht in het midden van de zaal in een lange rij te gaan staan. Verdwaasd hollen of drentelen ze van het kastje naar de muur, vooral naar een muur, want daar kennen ze de rijen.
Eerst een aantal gezamenlijke oefeningen. Dan worden er telkens twee kindernamen geroepen. Elk van die kinderen zoekt een judomaat en zonder dwang kiezen ze een kind van gelijke grootte en sterkte. Die sessie duurt wel erg lang, de vertoning wordt immers 12 maal herhaald.
Casper krijgt een halfwitte, halfgele band, er zijn een paar oefeneingen niet helemaal vlekkeloos verlopen. Volgens mij heeft hij deze band niet als een correctie ervaren.