Sarah logeert een nachtje bij me. Ze kletst je nu de oren van het hoofd, grammaticaal lopen haar zinnen als een trein, maar de uitspraak laat nog wel eens te wensen over.
“Pappa heeft een nieuwe vrote auto, vrijs met paars, heel leuk.”
Elk voorstel dat ik doe vindt ze ‘heel leuk’ , ze speelt feilloos een dankbaar kindje. Maar als het haar verveelt komt ze dat meteen melden: “Ik heb genoeg gespeeld, we gaan nu weer” bij de zandbak.
En ze heeft een gloednieuwe stopper: “lekker niet.”
” Waar is jouw vader?’ ” Die is dood.” “Mijn pappa lekker niet!”
Ze krijgt een pyjama aan, die van Casper is geweest. Dat doet haar deugd. “Ik pas hem, Casper past hem lekker niet! En jij Omajan past hem ook lekker niet!?
“Ik heb oranje schoenen, jij lekker niet!”
Als ik haar plagend juffertje lekker niet noem, schieten haar ogen vuur. Ik ben niet juffertje hoor, lekker niet!!