Jan Willem ligt uitgevloerd op de bank. Na jaren jogt hij weer en heeft net – door Storm op de fiets geescorteerd- naar het kleine badje in het Amsterdamse bos gerend en terug.
Wij zitten aan tafel. Chaja lacht naar Casper en vraagt of hij het toneelspelen leuk vond.
Als door een adder gestoken veert Cas op, kijkt naar zijn vader en roept: “Dat zou je niet vertellen!
Jan Willem schuift zonder één moment te aarzelen de Zwarte Piet door naar Chaja:” Ik heb het je onder embargo verteld.”
Cas laat zich niet door deze uitvlucht belazeren.
“We hadden een deal”, fronst hij naar zijn vader.
Jan Willem blijft Chaja beschuldigen.
Maar hij heeft toch zijn woord naar Casper niet gehouden?
Zouden excuses aan een zoon de status van een vader eroderen?