Een krioelende menigte op de wei. Een Babylonische spraakverwarring, wie is beginneling, wie spreekt een beetje Duits?
Na een poos, schuifelen Casper en Storm in ganzenpas achter Prosperina aan; een wat oudere en naar later blijkt strenge, doch rechtvaardige instructrice.
Naast haar loopt Pascal, een jonge mooie vrouw, de droom van elke puber en misschien nog wel ouder ook.
Gediscplineerd zetten ze de ene ski voor de andere in een lange rij. En… geen geduw, geen getrek. geen voordringen ook niet bij mijn kleinzoons. Zouden er kalmerende drugs in de berglucht zitten?
Een klein meisje in een roze jack met versierde staartjes schreit, schreit en schreit. Casper en Storm negeren dit stoer.
Halverwege de helling legt Pascal een oranje gekleurde mat neer, vandaar uit mogen ze naar beneden.
De tweede dag met de sleeplift. Het vereist enige ervaring om die bij het langskomen op de goede plek onder je billen te krijgen, dus klemmen de kinderen de kabel met twee handen vast en laten zich omhoog zeulen.
Na enige tijd heeft Storm het onder de knie, zijn trots kent geen grenzen. In een volstrekt witte wereld, er is net een halve meter sneeuw gevallen, de daken, de bomen, de hekken zijn wit, laat hij zich zingend naar boven trekken: “In een groen, groen, groen, groen knolle-knolleland.” De aanwezige Nederlands met gevoel voor humor gniffelen, de anderstaligen kijken niet-begrijpend.
Casper mag naar het volgende groepje. En dan slaat ineens de paniek toe. Voor hij bij de mat is. laat hij de sleepkabel los en valt. “Ik durf niet zo hoog”, snikt hij. Nog twee keer herhaalt die scene zich, dan is het 10 minuten voor één en van ons mag hij stoppen.
De volgende dag is hij even bang, blijft huilend aan de zijkant van de lift staan en wil niet naar boven. Ik ga hem troosten en bemoedigen. Dan komt Properina naar ons toe, kijkt me kregel aan en zegt:” Pappa’s en mamma’s moeten weg.”
Bedremmeld druip ik naar Lenie en stil van medelijden gaan we naar het terras van Champi. “Beulen, die skileraren, trauma’s voor het leven misschien.”
Na een tijdje horen we het klasje naar het restaurant komen, het blije stemmetje van Casper boven alles uit.
En Prosperina had natuurlijk gelijk, Casper zoeft naar beneden, maar weigert vooralsnog te leren remmen. Vallen is ook prima.
Dan neemt Prosperina hem tussen haar benen mee naar omlaag, schuift zijn hielen uit elkaar en na enige tijd remt hij volleerd.
De jongens kunnen vanaf de piste door een weiland, achter een huis om, naar het chalet skien. In dat weiland zijn een paar grote gaten. Wim waarschuwt daarvoor en als Storm met volle vaart op zo’n gat afstuurt, roept hij opnieuw. Storm remt vakkundig, draait zich om en zegt: “Weet jij niet dat ik hersens heb?”
Na enige dagen mag Casper naar de hogergelegen piste. Ik ga mee in de stoeltjeslift. Naar boven gaat nog wel, maar naar beneden! Maar met een kleinkiond naast je, verbijt je je angst en babbelt over koetjes en kalfjes.
Op de terugweg naar Nederland zit Casper met gekruiste benen, zijn hoofd in beide vuisten, verbolgen voor zich uit te kijken. Op Lenie’s herhaalde vraag wat er is, geeft hij geen antwoord.
Uiteindelijk komt het hoge woord eruit: “Jullie gaan de verkeerde kant op, ik wil terug naar de sneeuw.”